Almelo was tot aan de ontwikkeling van de textielindustrie een grotere stad dan Enschede. Dat heeft alles te maken met de aanwezigheid van water, vertelt Harry Koop (75), op een zonnige middag.
“Door het brede kanaal konden tien jaar daarna zelfs stoomschepen Almelo bereiken”, aldus de coördinator van het HIP. “Dat Enschede zich nadien verder ontwikkelde, kwam door de komst van spoorwegen en vrachtvervoer over de weg.”
Afvoerputje
Het HIP is onderdeel van de Historische Kring Stad en Ambt Almelo, dat onder meer het driemaandelijkse magazine Stad & Ambt uitgeeft.
In het vorige maand verschenen nummer staat water centraal. Het gaat daarin met name over het bestrijden van wateroverlast, de overstromingen en de gebrekkige afvoer van het water.
Omdat Almelo in deze streek bijzonder laag is gelegen, stroomde letterlijk al het water richting de stad.
“Daar komt de opmerking vandaan dat Almelo het afvalputje van Twente is”, weet ras-Almeloër Koop.
De problemen gingen destijds verder dan alleen hinder voor bewoners van het agrarische buitengebied. In de winter was dat ondergelopen land vaak een onafzienbare ijsvlakte. Door overstromingen van de Loolee, Almelose Aa en Weezebeek was het in de stad soms dramatisch gesteld, zoals in 1891, 1926 en 1946.
Leger brengt stookolie en brood
Zwart-wit beelden van de overstromingen in de twintigste eeuw komen nu haast surrealistisch over. Foto’s tonen beelden van volledig ondergelopen straten, een politie-agent die zich per roeiboot naar het bureau aan de Wierdensestraat begeeft en legervoertuigen die vanuit Enschede stookolie en brood aanvoerden.
Verder zijn ook bewoners die noodgedwongen op de bovenverdieping wonen en de inhoud van een po legen in de dakgoot te zien.
Het water was echter ook een zegen: Almelo was door de aanwezigheid van havens belangrijk voor de werkgelegenheid. Het was een opslag- en doorvoerhaven van goederen tussen Holland, Zwolle en Twente. “De eerste haven lag tot 1701 aan de Molenkolk, je kunt het je nu niet meer voorstellen. Met ook nog diverse scheepstimmerwerfjes. Nu is het de overdekte Galerij in de stad”, vertelt Koop.
“Omdat die haven van de Heer van Almelo was, besloot de stad Almelo een eigen haven aan te leggen. Er was namelijk altijd gedoe over geld en rechten. Die tweede haven werd aangelegd in de Schuttenkolk, tussen de Marktstraat en de Prinsenstraat.”
Verdwenen grachten
Welke spullen zoals werden verhandeld, is allemaal vastgelegd. De Almelose koopman Arend ten Kinckhuys noteerde in de 17e eeuw als verhandelde producten onder andere ‘bombazijn ( een sterke, geweven textielstof, red.), laken, boekweit, rogge, hennepzaedt, hout, ossen, wijn, wol, sajet en linnen’.
Koop en andere vrijwilligers van de Historische Kring hebben de complete historie van de Almelose waterwegen, inclusief de talloze verdwenen grachten en beekjes, letterlijk in kaart gebracht. Deze is online te vinden. Het is een interactieve kaart, waarbij tal van bijzonderheden over onder meer economische aspecten en opvallende bijzonderheden aan bod komen, zoals deze: in de tweede haven was een ronde draaikolk uitgegraven om schepen de gelegenheid te bieden te keren en terug te varen naar Zwolle.
Koop noemt zelf een verdwenen fenomeen als voorbeeld: het bleekwachtershuisje. „Dat was een soort koepeltje. De bleekwachter had tot taak het bevochtigen van het uitgespreide wasgoed met het heldere water uit de sloten, zodat de zon haar blekende taak kon uitoefenen. Het gebied tussen Huize Almelo en de Grote Kerk droeg in de 18e en 19e eeuw de verzamelnaam De Bleek. Hier bevond zich de grote Almelose Stadsbleek, een gebied doorsneden door een aantal sloten met daartussen stroken grasland. Het linnen van de vlastelende en thuiswevende boeren werd gebleekt op deze bleekweiden.”
De interactiekaart van het water in Almelo en andere kaarten zijn te vinden op de website: almelo.erfgoedopdekaart.nl
UIT: Tubantia 6-8-2020